An Open Letter to Beatrice Ask

Jonas Hassen Khemiri

Artwork by Ellen Blom

In 2009 begon de Zweedse regering REVA, een gezamenlijk project met de politie en Migrationsverket, het Zweedse migratie bureau. Dit programma had als doel om lopende zaken tegen illegalen te bespoedigen en is pas sinds kort in de praktijk gebracht in Stockholm, waar politieagenten zijn begonnen om iedereen die ze verdenken illegaal te zijn om hun legitimatie te vragen. Ondanks het feit dat de politie niet om legitimatie hoort te vragen op basis van uiterlijk zeggen veel mensen dat ze ondervraagd zijn omdat ze er 'niet Zweeds' uitzien, wat zorgen baart dat de politie gebruik maakt van etnische profilering om deportaties op te drijven.

Het is geen verassing dat dit heel wat opschudding veroorzaakte, maar toen Minister van Justitie Beatrice Ask in een radio interview gevraagd werd of zij zich zorgen maakte over deze ogenschijnlijke profilering wimpelde zij alle bezwaren af en zei dat wat mensen etnische profilering noemden simpelweg hun 'persoonlijke ervaring' was. Ze gaf dan ook aan dat ze niet van plan was enige maatregelen te nemen om iets aan deze klachten te doen.

Naar aanleiding van deze opmerkingen schreef Jonas Hassen Khemiri (auteur van drie romans en meerdere internationaal succesvolle toneelstukken) de open brief hieronder, die werd gepubliceerd in de Stockholmse krant Dagens Nyheter op 13 maart 2013. Op het einde van de dag had de brief al het record gebroken van het meestgedeelde artikel op DN.se. Volgens een DN artikel was de brief zo vaak getwitterd dat het theoretisch elke Zweed met een Twitter account bereikt heeft en het is nu de meest gelinkte tekst in de Zweedse geschiedenis.

—Rachel Willson-Broyles


Beste Beatrice Ask,

Er zijn veel dingen die ons verschillend maken. Jij bent geboren in het midden van de jaren '50, ik op het eind van de jaren '70. Jij bent een vrouw, ik een man. Jij bent een politicus, ik een schrijver. Maar er zijn bepaalde dingen die ons met elkaar verbinden. We hebben allebei internationale economie gestudeerd (zonder af te studeren). We hebben ongeveer hetzelfde kapsel (al is onze haarkleur anders).

En we zijn allebei volwaardige burgers van dit land, binnen haar grenzen geboren, verenigd onder taal, vlag, geschiedenis, infrastructuur. We zijn allebei gelijk voor de wet.

Daarom was ik dan ook verbaasd toen je afgelopen donderdag door P1 Morgon werd gevraagd of jij als minister van justitie bezorgd was dat mensen (medeburgers, belastingbetalers, kiezers) beweren dat ze door de politie worden tegengehouden en om hun legitimatie gevraagd alleen maar vanwege hun (donkere, niet-blonde, zwartharige) uiterlijk. En je antwoord was:

"De ervaring van 'waarom iemand me ondervraagd heeft' kan goed heel persoonlijk zijn. Sommige mensen die al een keer eerder veroordeeld zijn, hebben het gevoel dat ze altijd ondervraagd worden, al kan je van buitenaf niet zien of iemand ooit een misdaad heeft gepleegd. [...] Om te kunnen beoordelen of de politie zich aan de wet en aan de regels houdt moet je een holistisch perspectief aannemen."

Interessante woordkeuze: "eerder veroordeeld". Want dat is precies wat wij zijn. We zijn allemaal schuldig totdat we het tegendeel bewijzen. Wanneer wordt een persoonlijke ervaring een racistische structuur? Wanneer wordt het discriminatie, onderdrukking, geweld? En hoe kan een "holistisch perspectief" de persoonlijke ervaring van zo veel medeburgers uitsluiten? Welke ervaringen tellen?

Ik schrijf je met een eenvoudige wens, Beatrice Ask. Ik wil dat we van huid en ervaring wisselen. Kom op. We doen het gewoon. Je bent nooit bang geweest voor een beetje gekke ideeën (ik herinner me nog steeds je omstreden voorstel dat alle prostitueebezoekers een lila envelop thuisgestuurd zouden moeten krijgen). Voor 24 uur lenen we elkaars lichaam. Eerst ben ik in jouw lichaam om te voelen hoe het is om een vrouw te zijn in de patriarchale wereld van de politiek. Dan kan je mijn lichaam lenen om te begrijpen dat als je naar buiten gaat, op straat, in de metro, in een winkelcentrum, en daar politieagenten ziet staan, met de Wet aan hun kant, met het recht om je te benaderen en te vragen je onschuld te bewijzen, dat dat herinneringen naar boven brengt. Ander misbruik, andere uniformen, andere blikken. En nee, we hoeven niet zo ver terug te gaan als Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog of Zuid Afrika in de jaren '80. Onze recente Zweedse geschiedenis volstaat, een serie willekeurige ervaringen die ons gemeenschappelijke lichaam plotseling herinnert.

Zes jaar oud zijn en op Arlanda landen, in ons gemeenschappelijk vaderland. We lopen naar de douane met een vader die zweterige handen heeft, die zijn keel schraapt, die nog een keer door z'n haar strijkt en zijn schoenen opboent in zijn knieholtes. Twee keer controleert hij dat het Zweedse paspoort in de goede binnenzak zit. Alle roze-gekleurde mensen worden doorgelaten. Maar onze vader word gestopt. En wij denken: Misschien was het toeval. Tien jaar oud zijn en zien dat dezelfde scene zich herhaald. Misschien was het zijn accent. Twaalf zijn en dezelfde scene zien. Misschien was het zijn tas met die gaten en de kapotte rits. Veertien zijn, zestien, achttien.

Zeven zijn en voor het eerst naar school gaan en een inleiding krijgen in de samenleving van een vader die toen al doodsbang was dat zijn uitsluiting over zou gaan op zijn kinderen. Hij zegt: "Als je er uit ziet zoals wij moet je altijd duizend keer beter zijn dan alle anderen om niet ontkend te worden."

"Waarom dat?"

"Vanwege alle racisten."

"Ben jij racist?"

"Iedereen behalve ik."

Want dat is precies hoe racisme werkt. Het is nooit een onderdeel van onze schuld, onze geschiedenis, ons DNA. Het is altijd iemand anders, nooit hier, in mij, in ons.

Acht zijn en actiefilms kijken waarin donkere mannen verkrachten, schurend vloeken, hun vrouwen slaan, hun kinderen ontvoeren, manipuleren en liegen en beroven en mishandelen. Zestien, negentien, twintig, dertig zijn en dezelfde kartonnen figuren steeds weer hergebruikt zien.

Negen zijn en besluiten om de grootste stuut van de klas te worden, de grootste hielenlikker van de wereld. Alles gaat volgens plan en het is pas als we een vervanger hebben dat iemand er automatisch van uit gaat dat wij de onruststoker van de klas zijn.

Tien zijn en voor de eerste maar niet de laatste keer achtervolgd worden door skinheads. Ze spotten ons gemeenschappelijke lichaam bij de zwerversbank onder Högalidskyrkan, zij brullen, wij rennen, we verstoppen ons in een deuropening, de smaak van bloed in onze mond, ons gemeenschappelijke hart kloppend als dat van een haas de hele weg naar huis.

Elf zijn en strips lezen waarin oosterlingen mysterieus exotisch zijn, mooie bruin-ogig en sensueel (maar tegelijkertijd verraderlijk).

Twaalf zijn en de Mega Skivakademien in gaan om cd's te luisteren, en elke keer als we komen circuleert de beveiliging als haaien, ze praten in walkie-talkies, achtervolgen ons op maar een paar meter afstand. En we proberen normaal te doen, we proberen onze lichaamstaal maximaal non-crimineel te maken. Loop normaal, Beatrice. Blijf gewoon ademen. Loop naar dat cd-rek en pak dat Tupac album op een manier die duidelijk maakt dat je niet van plan bent hem te stelen. Maar de beveiliging blijft ons bespieden en ergens, ver daarbinnen, diep in ons gemeenschappelijke lichaam, is er waarschijnlijk een schaamtevol plezier om die structuur die onze vaders gevangen hield te proeven, om een uitleg te vinden waarom onze vaders hier nooit geslaagd zijn, waarom hun dromen stierven in een zee van teruggestuurde sollicitatiebrieven.

Dertien zijn en beginnen rond te hangen in het jeugdcentrum en de verhalen horen. De oudere broer van een vriend die bijdehand was geweest tegen de politie in Norrhalm en in een politiebusje geslingerd was en vervolgens in Nacka gedumpt werd met een bloedneus. De neef van een vriend die binnengesleept en door bewakers in elkaar geslagen was in dat kleine kamertje op het perron van de Slussen metro (telefoonboeken tegen zijn dijen zodat er geen blauwe plekken overbleven). Papa's vriend N. die door een politiepatrouille werd gevonden en in bewaring werd genomen omdat hij met dubbele tong praatte en de politie pas de dag erna merkte dat er iets mis was. Op de spoedafdeling ontdekten ze een hersenbloeding en op zijn begrafenis zei zijn vriendin: "Als ze me alleen maar even hadden gebeld, had ik ze verteld dat hij geen alcohol drinkt."

Dertien en een half zijn en leven in een stad die wordt belegerd door een man met een geweer met een laserzicht, een man die in zeven maanden elf zwartharige mannen neerschiet zonder dat de politie ingrijpt. En onze gemeenschappelijke hersens beginnen te denken dat het altijd de Moslims zijn die het het slechtst hebben, altijd die met de Arabische namen die de minste macht hebben (en onze hersens onderdrukken de keren dat andere structuren ons gedrag stuurden—zoals toen de jongen op school die iedereen 'de Jood' noemde aan een hek werd vastgeketend met een hangslot door de riemlus van zijn jeans, en iedereen maar lachte toen hij probeerde los te komen; hij lachte ook, hij probeerde te lachen; lachten wij ook?).

Veertien zijn en de McDonald's op Honrsgatan uitlopen en om onze legitimatie gevraagd worden door twee politieagenten. Vijftien zijn en buiten de Expert zitten als een politiebusje stopt, twee politieagenten uitstappen, onze legitimatie vragen, vragen wat we vanavond van plan zijn. Dan springen ze weer in het busje.

En de hele tijd een innerlijke strijd. Eén stem zegt: Ze hebben verdomme geen enkel recht ons op voorhand al te veroordelen. Ze kunnen de stad niet fucking afsperren met hun uniformen. Ze zijn verboden om ons onzeker te laten voelen in onze eigen buurten.

Maar de andere stem zegt: Wat als het onze schuld was. We praatten vast te hard. We droegen hoodies en sneakers. We hadden grote spijkerbroeken aan met een verdacht aantal zakken. We maakten de fout om een kwaadaardige haarkleur te hebben. We konden ervoor hebben gekozen om minder melanine in onze huid te hebben. We hadden toevallig achternamen die dit kleine land eraan herinnerden dat het deel was van een grotere wereld. We waren jong. Alles zou vanzelfsprekend veranderen als we ouder werden.

En ons gemeenschappelijke lichaam groeide, Beatrice Ask. We hielden ermee op om in het jeugdcentrum rond te hangen, we verwisselden de hoodie met een zwarte jas, de pet met een sjaal. We stopten met basketbal en begonnen economie te studeren aan de Handelshögskolan in Stockholm. Op een dag stonden we buiten het Centraal Station van Stockholm een aantekening aan het maken in een notitieboekje (want alhoewel we economie studeerden hadden de heimelijke droom om schrijver te worden).

Plotseling stond er iemand rechts naast ons, een brede man met een oortje. "Hoe gaat het?" Hij vroeg om legitimatie en duwde onze armen omhoog in een politiegreep en transporteerde ons naar een politiebusje waar we blijkbaar zouden zitten wachten tot hij bevestiging kreeg dat we waren wie we zeiden dat we waren.

Blijkbaar voldeden we aan een beschrijving. Blijkbaar leken we op iemand anders. Twintig minuten zaten we daar in dat politiebusje. Alleen. Maar niet echt alleen. Want honderden mensen liepen langs. En ze keken naar ons daarbinnen met een blik die fluisterde: " Daar. Nog een. Nog een die zich helemaal gedraagt naar onze vooroordelen."

En ik wou dat je daar met mij gezeten had in dat politiebusje, Beatrice Ask. Maar je was er niet. Ik zat daar alleen. En ik ontmoette alle voorbijpasserende blikken en probeerde te signaleren dat ik niet schuldig was, dat ik alleen maar ergens stond en er op een bepaalde manier uitzag. Maar het is moeilijk je onschuld te bewijzen vanaf de achterbank van een politiebusje.

En het is onmogelijk deel uit te maken van een gemeenschap als de Macht steeds aanneemt dat jullie Anders zijn. Na twintig minuten werden we uit het busje gelaten, geen verontschuldiging, geen uitleg. In plaats daarvan: "Je kan nu gaan." En ons adrenaline-pompende lichaam liep weg en onze hersenen dachten: "Ik zou hier over moeten schrijven." Maar onze vingers wisten dat dat niet zou gebeuren. Want onze ervaringen, Beatrice Ask, zijn niets vergeleken met wat er met andere mensen gebeurt, ons lichaam groeide op aan deze kant van de douane, onze moeder komt uit Zweden, onze werkelijkheid is een knusse kamer vol met kussens in vergelijking met wat er werkelijk gebeurt met mensen zonder macht, zonder middelen, zonder papieren. Wij worden niet bedreigd met deportatie. Wij riskeren niet te worden opgesloten als we terugkeren. En in de wetenschap dat anderen het veel erger hebben, kozen wij stilte in plaats van woorden en gingen de jaren voorbij en werd REVA gelanceerd, het rechtmatige en effectieve handhavingsproject. De politie begon winkelcentra te doorzoeken en stond buiten klinieken die mensen zonder papieren hielpen, en families met in Zweden geboren kinderen werden gedeporteerd naar landen die de kinderen nooit bezocht hadden, en Zweedse burgers werden gedwongen te bewijzen dat ze hier hoorden met hun paspoort, en een zekere Minister van Justitie legde uit dat het hier niet ging om etnische profilering maar om "persoonlijke ervaringen". Machtsroutine. Geweldspraktijk. Iedereen deed alleen maar hun werk. De bewakers, de politieagenten, de douanebeambten, de politici, de burgers.

En hier onderbreken jullie me en zeggen: Maar hoe moeilijk is het te begrijpen? Iedereen moet zich aan de Wet houden." En wij antwoorden: "Maar wat als de Wet zelf illegaal is?"

En jullie zeggen: "Het gaat allemaal om prioriteiten, en we hebben echt geen oneindige middelen." En we antwoorden: "Hoe komt het dat er altijd geld is om mensen met weinig middelen te vervolgen, maar nooit geld om mensen met weinig middelen te verdedigen?"

En jullie zeggen: "Maar hoe kunnen we een breed sociaal vangnet combineren met een samenleving waar iedereen welkom is?" En wij schuifelen wat met onze voeten en schrapen onze keel, want als we helemaal eerlijk zijn hebben we daar geen kloppend antwoord op. Maar we weten wel dat een mens nooit illegaal kan zijn en dat er iets moet worden gedaan als uniformen onzekerheid verspreiden en de Wet zich tegen haar eigen bevolking keert en nu heb je genoeg gehad, Beatrice Ask, je probeert ons lichaam te verlaten, net zoals de lezers heb je het gevoel dat dit al te lang duurt, het is maar een massa herhalingen, het komt niet tot een punt, en je hebt gelijk, er zal geen einde aan komen, geen nooduitgang, alles herhaalt zich maar, want de structuren zullen niet verdwijnen als we REVA wegstemmen. REVA is een logische verlenging van een constant licht aanwezige repressie, REVA leeft voort in ons onvermogen om ons gestolde nationale zelfbeeld te herformuleren, en vanavond in de rij buiten een kroeg bij jou in de buurt zullen niet-witte mensen zich verspreiden om niet tegen worden gehouden door de uitsmijter, en morgen op jouw woningwachtlijst zullen mensen met buitenlandse namen de achternaam van hun partner gebruiken om niet te worden uitgewied, en nu net schreef een compleet gewone Zweedse "GEBOREN EN GETOGEN IN ZWEDEN" in hoofdletters op een sollicitatiebrief alleen omdat ze weet wat er anders zal gebeuren. Iedereen weet wat er anders zal gebeuren. Maar niemand doet iets. In plaats daarvan focussen we op het lokaliseren van mensen die hierheen verhuisd zijn op zoek naar de veiligheid die wij zo trots zijn om (sommige van) onze burgers te bieden. En ik schrijf "wij", want wij zijn een onderdeel van dit geheel, dit samenlevingslichaam, dit wij.

Je kan nu gaan.