De Duik

Pedro Novoa

Illustration by Andrea Popyordanova

Je duikt. Als je afdaalt hoor je je grootmoeder Hiromi: “Haal de algen op de oude manier naar boven.” De woorden zweven rond je handgemaakte masker als vissen die schubben van licht verliezen. Jouw gok op de moderne geneeskunst bleek onterecht. De jodiumtabletten die je broer Yochan nam om de bloedarmoede te bestrijden hadden weinig effect; op zijn hoogst kleurden ze zijn wangen een paar weken roze.

Daarna kwam je training, watersport, de telkens diepere duiken en, natuurlijk, de medische controles om te zien of je lichaam reageerde. Je moest het vaststellen: Mama Misuki was gestorven juist omdat ze de wetenschap onderschat had, omdat ze meer vertrouwen had in mythes dan in de werkelijkheid. Voor grootmoeder was haar dochter niet gestorven, ze was terug geroepen naar de zee. Niemand sprak haar tegen. Zoals gebruikelijk huilde niemand tijdens de wake. Alleen papa Hideo zocht zijn toevlucht tot de badkamer, waar hij de traditie brak en in tranen uitbarstte.

Papa deed zijn eigen zin. Als de zwaartekracht er op stond ons naar beneden te trekken, dan zweefde hij. Als de wereld linksom draaide, rende hij in de tegenovergestelde richting. Zeer goed wetend wat er gebeuren ging, stond hij Yochan’s dokter toe hem te bepraten en ons te laten verhuizen naar Chosica, hopend dat het droge klimaat de gezondheid van zijn broer zou verbeteren.

Toen grootmoeder het ontdekte, onterfde ze hem en maakte ze zijn koffers klaar. “Ik ga naar huis,” zei ze terwijl ze met haar tachtig jaar naar het vliegveld ging en naarJapan vloog. De trotse oude vrouw leefde alleen, zonder elektriciteit, bankpasjes of supermarkten, alleen vis, zeevoedsel en algen etend die ze zelf uit zee haalde. “Ik had de hele Stille Oceaan voor mijzelf,” verklaarde ze een jaar later.

Nadat ontdekt werd dat het klimaat in Chosica, in plaats van Yochan te helpen, hem kwaad deed, gingen we terug naar Callao. Jij was het die grootmoeder overhaalde om terug te komen. Het was ook de tijd van verraad, jouw verraad: jij reisde naar Cusco omdat je een goede baan kreeg, maar je vertelde grootmoeder dat je in Lima woonde, maar een uur van huis af. Dat is waarom, elke keer dat er familiebijeenkomsten waren, jij de meest uitzonderlijke smoezen verzon. En omdat jij haar favoriet was—hoewel ze dat nooit toegaf—, eindigde ze met het accepteren van wat voor nonsens dan ook die je haar vertelde. Maar toen een telefoontje jou duidelijk maakte dat Yochan’s ziekte een kritieke fase in ging en dat de dokters alle hoop verloren hadden, nam je het eerste vliegtuig naar Lima. En daar was je, duikend op zoek naar de algen die grootmoeder had gebruikt toen de medische wetenschap verklaarde dat je broer ging sterven.

Toen Yochan acht was, dook grootmoeder, toen hij zestien was mama Misuki; en nu, op zijn vierentwintigste, werd de verantwoordelijkheid aan jou doorgegeven, de volgende generatie. De vrouw van jouw broer had aangeboden in jouw plaats te gaan, maar ze had geen historie in haar aderen. Verward draaide zij jouw nummer met dezelfde wanhoop waarmee ze nu het touw om je middel vast maakte. Op de boot zweette je schoonzuster, lijdend: jouw ondergedompelde lichaam was op de een of andere manier het hare.

En jij, met je gezicht naar onderen, zonk in een universum van zwarte melk met een snorkel die als een hoorn uit je mond stak. En de hartverscheurende stroom licht van de lantaarn omhulde jouw afdaling, bewijzend dat de nacht onder het oppervlak nòg meer nacht was. En zonder vinnen, zonder een duikpak, borsten ontbloot en slechts gekleed in je onderbroek, ging je er op uit, oneindig, naar een zwerm algen waar je verondersteld werd de geelbruine te vinden, het fameuze bruinwier. De planten die jouw voorouders, de Ama cazadoras de perlas,1 the oeroude parelduiksters, rauw aten om de demonen van zwakte af te weren. Het miserabele was dat zij, de demonen, hun nesten het liefst bouwden in de vijandige diepten van de onderwaterkliffen. Nu dertig meter diep, voelde je de scherpe punten van de rotsen.

Je zorgde er voor om de kluwens van plankton en schelpenkolonies te doorboren. En eindelijk voelde je de gezwollen blaasjes van het bruinwier tegen je handen en armen strijken en de contouren van je borsten schetsen. Je trok er zoveel van uit als je kon om je kleine net te vullen en je was klaar: de halve strijd was gewonnen.

Je was anderhalve minuut onder water geweest zonder te ademen: een eeuwigheid onder water. Je voelde soms dat je tong groeide, draaiend, terug krullend: dat is de manier waarop je moeder was gestorven toen ze de kracht om terug te keren onderschat had. Je kon op dezelfde manier sterven. Je bewoog zo weinig mogelijk om je lichaam niet te verzadigen met koolzuurgas. Je armen klemden zich vast aan je dijen. Helaas veranderde een knoop om je hielen het plan. Je was verstrikt geraakt in je eigen lijn.

“Wees niet bang voor de zee. Vrees niet om te vechten voor wat je diep van binnen liefhebt,” zei grootmoeder gewoonlijk, de vissen slikten overblijfselen van licht recht voor je masker op. Van bovenaf putte je schoonzuster zich uit in wanhopige pogingen om het touw op te trekken, geschokt toen het verslapte en daarna brak.

Na het voelen van onzichtbare slagen tegen jouw middenrif, een slaapverwekkende duizeligheid die je bijna uit deze wereld trok, was je in staat om de knoop te ontwarren, jezelf te bevrijden van de loden gordel en bijna instinctief omhoog te gaan. Je terugtocht was langzaam, minder dan vijf meter van de oppervlakte kon je van onderaf de kiel van de boot zien groeien en scherp omlijnd worden. Je ziet stukken van je leven voorbij zweven als onregelmatige olievlekken. Je herkent daarin de bleke wangen die Yochan erfde van papa, de glimlach van mama toen ze haar eerste parel vond en de strenge stem van grootmoeder die overal kritiek op had. Op dat moment werden je armen stijf, je tong is een gigantische slang die je gehemelte verspert. Het licht wordt een ander licht: witter en meedogenloos. Je begint te dromen. En in je dromen komen er vinnen uit je voeten. En zuurstof is louter bijgeloof.